Tutu

Ruimhartig geven in een consumptie maatschappij

Op YouTube is de video van College Tour te zien waar Twan Huys met Desmond Tutu praat over de Nederlandse regering die flink wil bezuinigen op ontwikkelingswerk. Het antwoord van Desmond Tutu is de moeite waard om te kijken.

Bisschop Tutu vertelt op een schitterende manier het bekende verhaal van een bezoek aan de hemel en de hel waar de mensen aan tafel zitten met lange lepels. Maar ondanks dat het een interessant verhaal is, is er een harde onderliggende boodschap: wanneer je genoeg hebt om te delen en je deelt niet, dan gedraag je je als een kind van de hel! M.a.w. zo zijn we niet geschapen. God heeft ons gemaakt om naar elkaar om te zien.

John Wesley: gulle gever

Afgelopen week werden we tijdens een Kairos cursus er aan herinnerd en tegelijk uitgedaagd om, wat geven betreft, een voorbeeld te nemen aan John Wesley. Zijn onderwijs over het geven was dat je thuis de rekeningen moest betalen, je deel in de collecte en natuurlijk je schulden moest aflossen. Als er dan in het huishoudpotje nog wat over is, moet je niet je levensstandaard gaan verhogen maar juist de standaard van het geven. En Wesley was een gulle gever! Het lukte hem, in de tijd dat hij steeds meer ging verdienen, om meer en meer aan liefdadigheid weg te geven terwijl zijn huishoudgeld hetzelfde bleef! Hij koos voor een eenvoudige levensstijl en zelfs in de tijd dat zijn inkomen dichter bij de Balkenendenorm zat dan bij het inkomen van de gemiddelde voorganger, bleef hij zijn principes trouw.

In de biografie over John Wesley (preekindex.nl) staat: Op 9 maart 1791, werd John Wesley naar zijn graf gedragen. Hij liet niets achter dan een bibliotheek van boeken, een veel gedragen toga en een aangevallen reputatie, maar ook een Engeland dat bewogen was tot in de diepte van haar wezen en een kerk vervuld van geestelijk leven. John Wesley was een man die werkelijk vol was van apostolische visie en gaven, maar nog belangrijker: hij was een man die leefde met de eeuwigheid op het oog.

Bijbelgedeelten 2 Korinthiƫrs 8:14; 9:6 vv